M.M.J. Walenkamp, J.C. Goslings, N.W.L. Schep
Voorzitter(s): P. van Eerten, traumachirurg, Máxima Medisch Centrum, Veldhoven & T.S. Aukema, AIOS Heelkunde, Kennemer Gasthuis, Haarlem
Vrijdag 28 november 2014
13:40 - 13:50u
in Jutekelder
Categorieën: Vrije voordracht (V), Trauma
Parallel sessie: V04 Traumachirurgie / Mammachirurgie
Het doel van deze studie was om te evalueren of artsen in staat zijn op basis van het lichamelijk onderzoek de kans op een distale radiusfractuur te voorspellen bij patiënten met acuut polsletsel.
Hiertoe hebben wij een multicentre crosssectionele studie uitgevoerd in vijf ziekenhuizen. Alle patiënten met pijn na polsletsel werden geïncludeerd. Artsen werd gevraagd om een gestandaardiseerd lichamelijk onderzoek van de pols te verrichten. Daarnaast werd hen gevraagd om de kans op de aanwezigheid van een distale radiusfractuur aan te geven op een Visual Analogue Scale (VAS) van 0 tot 100. Het vermogen van artsen om onderscheid te maken tussen patiënten met en zonder distale radiusfractuur werd bepaald met behulp van de Area under the Receiver Operating Characteristics Curve (AUC).
In totaal werden 942 patiënten geïncludeerd waarvan voor 99.6% een Röntgenfoto werd aangevraagd. Van hen hadden 410 een distale radiusfractuur opgelopen. De kans dat een arts een patiënt met een distale radiusfractuur correct identficieerde in een willekeurige groep patiënten was 87% (AUC: 0.87, 95% CI: 0.85 - 0.90).
De resultaten van deze studie tonen aan dat artsen op basis van een gestandaardiseerd lichamelijk onderzoek goed onderscheid kunnen maken tussen patiënten met en zonder een distale radiusfractuur. Desondanks werd voor bijna alle patiënten een Röntgenfoto aangevraagd. Een gevalideerde klinische beslisregel kan artsen ondersteunen bij een kritische selectie van patiënten voor radiologisch onderzoek.