R.R.J. Coebergh van den Braak, Z.S. Lalmahomed, S. Büttner, P.P.L.O. Coene, J.W.T. Dekker, F.A.L.M. Eskens, J. Heisterkamp, G.W.M. Tetteroo, W.J. Vles, W.W. Vrijland, J.N.M. IJzermans
Voorzitter(s): P.P.L.O. Coene, chirurg, Maasstad Ziekenhuis, Rotterdam & S.M.E. Engelen, AIOS Heelkunde, Catharina Ziekenhuis, Eindhoven
Vrijdag 28 november 2014
13:40 - 13:50u
in Copraloods
Categorieën: Vrije voordracht (V), Colorectaal
Parallel sessie: V01 Maligne colon
De Nederlandse richtlijn ‘Colorectaal carcinoom’ beschrijft één klinische en vier histopathologische ongunstige factoren voor de identificatie van patiënten met een hoog risico stadium II coloncarcinoom (obstructie/perforatie bij presentatie, T4, minder dan tien geïdentificeerde lymfklieren in het resectiepreparaat, vasculaire invasie en geen tot weinig differentiatie). Bij aanwezigheid van een of meerdere risicofactoren kan adjuvante chemotherapie overwogen worden. Uniforme en volledige verslaglegging is daarom belangrijk en heeft geleid tot de invoering van protocollaire histopathologische verslaglegging vanaf 2008.
In deze cohortstudie werd het pathologieverslag van 868 opeenvolgende patiënten met een coloncarcinoom gescoord op de uitspraak over de vier histopathologische risicofactoren en werd gekeken naar de invloed van de protocollaire verslaglegging op de volledigheid.
Bij 63,5% van de pathologieverslagen was de verslaglegging niet volledig; bij 88,2% op basis van één factor en 11,8% op basis van twee factoren. Bij 93,5% van de onvolledig verslagen pathologieverslagen was geen gedocumenteerde uitspraak over vasculaire invasie aanwezig. In 75,5% werd wanneer er sprake was van minder dan tien geïdentificeerde lymfklieren niet volgens de richtlijn gerapporteerd inzake het N-stadium. Het invoeren van de protocollaire verslaglegging leidde in dit onderzoek tot een significante verbetering van het aantal volledig gescoorde pathologieverslagen (42,5% versus 33,7%, p=0,028). In de groep patiënten met stadium II coloncarcinoom met één of meer risicofactoren werd significant meer adjuvante chemotherapie gegeven (n=356, 7,6% versus 1,3%, p=0,04).
Bij het scoren van de histopathologische risicofactoren zoals beschreven in de huidige richtlijn is ruimte voor verbetering. De aanwezigheid van deze risicofactoren heeft significante invloed hebben op de klinische beslisvorming.